Vijftig


 Vijftig.

Vijftig stond er op het bord. Harder mocht je niet in de bebouwde kom. Bij het begin van het dorp stond er zo’n bord. Later doken die borden op in de voortuinen van jarigen. Meestal vergezeld van een stropop die Abraham of Sarah voor moest stellen. 
Mijn moeder was van 1928. Dat betekent dat ze haar pubertijd, net als mijn vader van een jaar eerder, doorbracht in de oorlog. Wat dat voor hen heeft betekent heb ik ze nooit kunnen vragen. Mijn middelbare schoolleeftijd waren de begin jaren van mij als wees. Zelf hadden mijn ouders na de lagere school slechts een extra jaar gehad. Er was ze alles aan gelegen dat wij ‘verder’ leerden dan zij gekund hadden. De vijftigers met een bord in de tuin in de jaren negentig waren van de babyboom na WOII. Voor hun was het vervolg van de lagere school een min of meer gewone zaak. Niet alleen naar de land en tuinbouw school of de huishoudschool maar ook ULO. Gewoon  hoger of verder.  
Mijn moeder groeide op in een keuterboerderijtje aan de Hoofdweg in Slochteren, een agrarische gemeenschap in het Duurswold, niet zo ver van de stad Groningen. Dochter van ‘Andrais Strontje’ en Roelfien Wolgen die drie kinderen moesten onderhouden. Waarbij mijn moeder als gezondste en pienterste van het drietal al snel huishoudelijke taken moest doen. De jaren na de oorlog waren zwaar. Ze verdiende de kost verder als dienstmeisje. Leerde mijn vader kennen die net bij de Nederlandse Spoorwegen was begonnen. Hij was de eerste in de generaties Lenting die niet als landarbeider, visser of boerenknecht in Schildwolde of Slochteren werkte. De familie van mijn moederskant kwam meer uit de velden rondom Slochteren. De afgelopen jaren als ik op de fiets naar mijn geboortedorp ging kwam ik die plekken tegen. De Landmannen bij Woudbloem, de aangetrouwde familie Entjes bij Schaaphok of de nazaten Wolgen in Harkstede. 
Toen de jaren lange verkering en verlovingstijd omgezet werd in een huwelijk, betrokken mijn ouders Hoofdweg 29. Een twee-onder-een kap woning uit het begin va 1900 tegenover de Frayelemaborg. Hier ontstond ook ons gezin. Van wel bist dou d’r ain? Van Jan en Hilda konden we alle drie dan zeggen. Mijn broertje André van ’62 en mijn zusje Roelfien van ’64. Het was een overzichtelijke tijd. Je had de kerkelijken en de niet kerkelijken. Je had de arbeiders en ‘de rieke stinkerds’. Je wist dus de scheiding tussen CHU-ARP en GPV enerzijds en de PvdA (en wat CPN) plus de VVD anderzijds. Net zoals op het wereldtoneel de goeden tegen het kwade had. Het Kapitalisme tegen het Communisme, de democratie tegen de dictaturen maar ook het volk van God: Israel tegen de barbaren. Mijn ouders waren kerkelijk Nederlands Hervormd en dus van de CHU, voor Israel en de bondgenoten uit Noord-Amerika. 
Terwijl ik dit opschrijf zit ik in Shanghai, China. Officieel de Volksrepubliek China. Dat had mijn moeder niet kunnen bevroeden. Dat haar oudste zoon in het land van Mao zou werken. Wat wisten we in de jaren zeventig überhaupt over het Verre Oosten? Zelf hadden ze op de lagere school hoogstens nog wat gehoord over Nederlands Indie, kreeg mijn vader een oproep voor het leger maar hoefde niet voor volk en vaderland naar Indonesië, kwamen de Molukkers wel naar de provincie Groningen maar niet naar de Woldstreek. 
Gisteren was er een aanval op Doha. Een stad waar Diana en ik een aantal jaren hebben gewoond en gewerkt. Aangevallen door Israel, met toestemming van de Verenigde Staten nota bene. Waar de Emir op christelijke wijze reageerde (keer hem ook de andere wang toe) en zei door te gaan met bemiddelen in het kruidvat van de Levant. Vorige week was er topoverleg in Beijing. Met regeringsleiders van landen in Indo-China en India samen goed voor meer dan vier miljard mensen. Tegelijkertijd een militaire parade ter herdenking van het einde van de tweede wereldoorlog. “China Good!”, zegt mijn atlete terwijl zo de herdenking, net als alle anderen op het trainingscentrum, op haar mobieltje volgt. Ik denk aan mijn moeder en zeg: “It looks impressive but I don’t like war”. De kogelstootster steekt haar duim op als ik uitleg dat mijn moeder tegen geweld was. 
Wat is er in vijftig jaar veel verandert. Waar mijn moeder op de fiets alles en iedereen kon bereiken. Nu heb je via het toetsenbord de hele wereld in zicht. Of je vliegt een dag, een nacht over de aarbol. Dan kun je zeggen dat het een kleine wereld was waarin ze leefde maar ze maakte er wel op haar manier het beste van. Anderen helpen waar nodig, altijd klaar staan voor mijn grootouders, oog voor onrecht en zorgen voor het gezin. Ook toen ze er alleen voor kwam te staan. Gemeenschapszin, kerkelijke gemeente en noaberplicht. 
Ik luisterde naar radio Noord podcast: een leven in muziek, waarin Erik Ader te gast was. Een gepensioneerde diplomaat uit Usquert. Hij had het over ‘mien moetje’. Zelf zeg ik dat alleen over de moeder van iemand anders en anders zeg ik moeke. Het was een interessante uitzending  waar ook de ingewikkelde verhouding tussen de Palestijnen en de Joden aanbod kwam. Waarbij het ging om het feit dat de staat Israel de naam van zijn vader (en het door hem vernoemde bos) gebruikte om etnische zuiveringen door te voeren. Weer moest ik aan mien moeke denken die zeer bijbel getrouw was maar ook zoals gezegd oog had voor verdrukten. Ze zou opkomen voor de oorspronkelijke bewoners denk ik. De tien geboden en de bergrede aanhalen om het uit te leggen.
Ik mis haar. Niet om haar stem te horen. Die ben ik kwijt geraakt. Maar om haar gedachtengoed te kunnen delen. Om uit te leggen wat er allemaal in de wereld om ons heen speelt. Ik weet ook dat ze zich zorgen zou maken over de politiek situatie in Brazilië. Hoe goed we het daar ook hebben met zijn tweeën. Over de grote afstand met Nederland. Die meer en meer aan het groeien is. 
Kon je tijd maar terugdraaien. De boel overzichtelijk maken. Solidair zijn. Samen voor elkaar zorgen. Een moreel kompas hanteren. 
Binnenkort gaat mijn ouderlijk huis tegen de vlakte. Dan is ook de fysieke herinnering aan haar ziekbed weg. Iedere keer als ik langs rij zag ik het ledikant voor het raam zoals in de zomer van 1976. Maar ook het zijraam van de slaapkamer van oudejaarsavond 1971. 
Er is veel gebeurd sinds die tijd. Vijftig jaar later. Ik moet er van huilen. Maar ben blij dat ze deze verschrikkelijke onzekere tijden niet mee hoeft te maken. Ik mis vooral het delen van alle belevenissen, mooie reizen en momenten. 

Ik loop naar de sporthal. De camera herkent mijn gezicht en ik hoor: Lenting Geert Andries. De poort zwaait open. Ik denk er achteraan Landman Hilda, Slochteren 12 september 1976. Vijftig krijgt zo een hele andere lading.

Comments

Popular Posts