naobers II
Noabers : II. Schut
In het rijtje huizen bij de ingang van het Slochterbos stonden zeven huizen aan de linkerkant van de Boslaan en wij woonden in het midden in een twee onder een kap woning: Schipper- Lenting. Naast ons het grote huis met de gemeente-ontvanger, met iets naar achter een kleine vrijstaande woning van zuster Hoekstra. Dan kreeg je het postkantoor. Tussen mevrouw Schrik en de familie Vrieling in.
In het postkantoor woonde de familie Schut. Meneer Schut was een klein mannetje die het altijd moeilijk met zichzelf had. Hij liep altijd te puffen en te zuchten als hij iets moest doen. Hij regelde de postzegel verkoop, het opstellen en ontvangen van telegrammen, moest de post wegen en stempelen. Er was ook nog een telefooncel. Kortom, hij had het zwaar als kassier, beheerder en postkantoorhouder.
Het sorteren van de post gebeurde in de vroege ochtend en daarna gingen de bestellers op pad voor hun vaste ronde. Meestal op gezette tijden zodat de vraag: ‘Is post d’r aal west’? Ook ongeveer aangaf hoe laat het was. Veurmiddeg in elk geval. En dan: veur of noa de kovvie..
De rechter deur was de deur naar het kantoor. De linker deur de ingang naar de woning van de familie. Tussen de ramen van het kantoor zat een grote donkerrode postbus. Over de lage gordijntjes kon je naar binnenkijken als de luiken aan de binnenkant open waren tenminste. Anders kon je alleen de mededelingen lezen die voor de gordijntjes tegen het raam geplakt werden.
Slochteren kreeg op 1-9-1850 een hulpkantoor onder het kantoor Hoogezand. Op 1-3-1899 ging kantoor Slochteren als hulpkantoor over naar het kantoor Sappemeer. Vanuit Slochteren waren er bodediensten vice versa naar Hoogezand en Appingedam vanuit het huis op Hoofdweg 35 wat eind 1800 gebouwd is. Het pand kent een fraaie symmetrie met strakke gootrand en langwerpige ramen die enkel werd doorbroken als de vlag uit hing. De standaard zat namelijk boven de grote brievenbus. Maar het was ook een beetje een saai gebouw.
Toch werd het overvallen. Op 6 september 1968. Een grauwe vrijdagochtend. Volgens de overlevering werd daarna eerst ‘Kalf’ Wolthuis aan gehouden. Hij bleek in een auto te rijden met dezelfde kenmerken als de vluchtauto van de overvaller: een donkergroene Peugeot. Die stond op ’t Padje naast het ’t Regthuys bleek uit de reconstructie door de politie. Mijn moeder zag de overvaller voor ons huis langs, over de brede zandstook tussen de weg en de gevel, rennen. In ’t Nijsblad, toen nog Het Nieuwsblad van het Noorden, van dezelfde dag wordt het op pagina 1 beschreven met foto van kassier Schut. De buit was ruim zeven duizend gulden (7.415,00) of het eventueel is teruggevonden weet ik niet. Wel dat er later iemand voor werd opgepakt K. d. V. uit Harkstede. Deze hield wel een gebroken been over aan de schermutseling met de politie bij zijn aanhouding.
Meneer Schut was zo van slag van de overval (“Dat meen je niet” had hij verbouwereerd gezegd toen “je geld of schiet”, klonk) dat hij nooit meer de oude werd. Zat geruime tijd in de ziektewet en bij het nieuwe postkantoor naast de Boerenleenbank kwam hij nooit tot zijn recht. Hij was nog nog ‘moeilijker’, en nog nerveuzer dan daarvoor het geval was.
Als ik bij hem aan de deur kwam op zaterdagochtend, met mijn bakfiets van Bakker de Boer -moest ik manoeuvreren over het kleine paadje achter de huizen van de Twee Kerspelenweg, die pal achter het fietsenhok van de vrijgemaakt gereformeerde lagere school, stonden waar ik de laatste drie klassen van doorlopen had bij de meesters Moeken en Hoiting -, keek hij me vaak meewarig aan en verzuchtte dan iets in de trend van: wat is het leven zwaar maar daar weet je alles van… Dan moest ik even binnenkomen om van mevrouw Schut te horen wat de bestelling werd. Meestal een halfje wit en iets voor bij de koffie.
Op een foto staat ook een lelijk eendje. Die was van Bert Schaap, de vrijer van de Dineke, de dochter van Schut, die later met elkaar trouwden en ook nog een tijdje inwoonden aan de Hoofdweg. Helaas overleed Dineke al op jonge leeftijd.
In het rijtje huizen bij de ingang van het Slochterbos stonden zeven huizen aan de linkerkant van de Boslaan en wij woonden in het midden in een twee onder een kap woning: Schipper- Lenting. Naast ons het grote huis met de gemeente-ontvanger, met iets naar achter een kleine vrijstaande woning van zuster Hoekstra. Dan kreeg je het postkantoor. Tussen mevrouw Schrik en de familie Vrieling in.
In het postkantoor woonde de familie Schut. Meneer Schut was een klein mannetje die het altijd moeilijk met zichzelf had. Hij liep altijd te puffen en te zuchten als hij iets moest doen. Hij regelde de postzegel verkoop, het opstellen en ontvangen van telegrammen, moest de post wegen en stempelen. Er was ook nog een telefooncel. Kortom, hij had het zwaar als kassier, beheerder en postkantoorhouder.
Het sorteren van de post gebeurde in de vroege ochtend en daarna gingen de bestellers op pad voor hun vaste ronde. Meestal op gezette tijden zodat de vraag: ‘Is post d’r aal west’? Ook ongeveer aangaf hoe laat het was. Veurmiddeg in elk geval. En dan: veur of noa de kovvie..
De rechter deur was de deur naar het kantoor. De linker deur de ingang naar de woning van de familie. Tussen de ramen van het kantoor zat een grote donkerrode postbus. Over de lage gordijntjes kon je naar binnenkijken als de luiken aan de binnenkant open waren tenminste. Anders kon je alleen de mededelingen lezen die voor de gordijntjes tegen het raam geplakt werden.
Slochteren kreeg op 1-9-1850 een hulpkantoor onder het kantoor Hoogezand. Op 1-3-1899 ging kantoor Slochteren als hulpkantoor over naar het kantoor Sappemeer. Vanuit Slochteren waren er bodediensten vice versa naar Hoogezand en Appingedam vanuit het huis op Hoofdweg 35 wat eind 1800 gebouwd is. Het pand kent een fraaie symmetrie met strakke gootrand en langwerpige ramen die enkel werd doorbroken als de vlag uit hing. De standaard zat namelijk boven de grote brievenbus. Maar het was ook een beetje een saai gebouw.
Toch werd het overvallen. Op 6 september 1968. Een grauwe vrijdagochtend. Volgens de overlevering werd daarna eerst ‘Kalf’ Wolthuis aan gehouden. Hij bleek in een auto te rijden met dezelfde kenmerken als de vluchtauto van de overvaller: een donkergroene Peugeot. Die stond op ’t Padje naast het ’t Regthuys bleek uit de reconstructie door de politie. Mijn moeder zag de overvaller voor ons huis langs, over de brede zandstook tussen de weg en de gevel, rennen. In ’t Nijsblad, toen nog Het Nieuwsblad van het Noorden, van dezelfde dag wordt het op pagina 1 beschreven met foto van kassier Schut. De buit was ruim zeven duizend gulden (7.415,00) of het eventueel is teruggevonden weet ik niet. Wel dat er later iemand voor werd opgepakt K. d. V. uit Harkstede. Deze hield wel een gebroken been over aan de schermutseling met de politie bij zijn aanhouding.
Meneer Schut was zo van slag van de overval (“Dat meen je niet” had hij verbouwereerd gezegd toen “je geld of schiet”, klonk) dat hij nooit meer de oude werd. Zat geruime tijd in de ziektewet en bij het nieuwe postkantoor naast de Boerenleenbank kwam hij nooit tot zijn recht. Hij was nog nog ‘moeilijker’, en nog nerveuzer dan daarvoor het geval was.
Als ik bij hem aan de deur kwam op zaterdagochtend, met mijn bakfiets van Bakker de Boer -moest ik manoeuvreren over het kleine paadje achter de huizen van de Twee Kerspelenweg, die pal achter het fietsenhok van de vrijgemaakt gereformeerde lagere school, stonden waar ik de laatste drie klassen van doorlopen had bij de meesters Moeken en Hoiting -, keek hij me vaak meewarig aan en verzuchtte dan iets in de trend van: wat is het leven zwaar maar daar weet je alles van… Dan moest ik even binnenkomen om van mevrouw Schut te horen wat de bestelling werd. Meestal een halfje wit en iets voor bij de koffie.
Op een foto staat ook een lelijk eendje. Die was van Bert Schaap, de vrijer van de Dineke, de dochter van Schut, die later met elkaar trouwden en ook nog een tijdje inwoonden aan de Hoofdweg. Helaas overleed Dineke al op jonge leeftijd.
Comments