veertig jaar oud&nieuw 1972-2012
Veertig jaar een nieuw begin met oud nieuws.
Het jaar 1971 begon met koude en flinke sneeuwbuien. De traditionele jaarwisselingsperikelen werden daardoor beperkt. Op dertig maart van dat jaar werd mijn vader 44 en een paar dagen later was het mijn elfde verjaardag. Halverwege het jaar moest ik huilen. Ik weet nog goed dat ik het op het nieuws van half een ’s middags hoorde. Tonny van Leeuwen was frontaal, bij Meppel, op een vrachtauto geknald en op slag dood, zijn echtgenote overleefde de klap. Op 14 juni werd de doelman van GVAV door de KNVB onderscheiden als minst gepasseerde keeper. Op de terugweg naar huis kwam hij om vijf uur in de ochtend door een ongeval, vermoedelijk door slaap overmand, om het leven. Ik huilde want ik vond het heel erg. Voor wie of wat weet ik niet meer. Het voelde oneerlijk. Bij de potjes voetbal bleef ik nog jaren, zoals altijd op doel, me Tonny voelen.
Op maandag drie januari van 1972 kopt het Nieuwsblad van het Noorden dat het Nieuwjaar al een triest record op zak heeft: een weekend met 32 doden. De jaarwisseling zelf is, zowel in De Stad als in de provincie, rustig verlopen meldt onze krant. Mijn nieuws staat er niet tussen op de voorpagina, en ook niet op de binnenpagina, wat op zich vreemd is. Het was immers een gevolg van het oude jaar, de avond van 31 december 1971.
Daardoor wel op de achterkant van het eerste katern in een 1 kolom met zwarte rand:
Op zijn tijd en wijze behaagde het de Heer geheel onverwachts van onze zijde weg te nemen mijn innig geliefde man en onze lieve pappa: Jan Johannes Lenting, op de leeftijd van 44 jaar.
Familieberichten, dus, over-lijden vooral. Advertenties die je normaal overslaat en pas leest als over de veertig bent.
Ik lees in het archief van HNVH . Het ongeluk in Slochteren heeft de voorpagina dus niet gehaald. Ongeluk. Het woord klinkt hard. Wat weet ik nog van die avond?
Oudejaars avond de kinderen Lenting zijn 11, 9 en 7 jaar oud. Te jong om een hele avond op te blijven oordelen de ouders. We gaan naar bed en slapen in het grote ouderlijke bed. Tegen half twaalf mogen we er dan uit. Moeder gaat naar de kerk en vader luistert naar een kerkdienst op de radio als wij slapen. Ik wordt wakker van een politiesirene. Het blijft verder stil. Ik dommel wat terwijl de anderen slapen. Ik zie een blauw licht door de slaapkamer draaien: tussen het gordijn door, over het behang, de deur en de kast. Als ik weer wakker wordt hoor ik gerommel in de keuken. Ik ga kijken. Er zijn buren in huis die verschrikt opkijken als ik in pyjama de kamer binnen kom. Mijn ouders zijn even weg is de boodschap als ik met zachte drang terug gestuurd wordt naar de slaapkamer. Ik vraag me af wat doen mevrouw Schrik, meneer en mevrouw Schipper (de directe buren), mevrouw Vrieling en nog ook iemand anders bij ons in huis? Ik voel me ongerust maar val weer in slaap. Het volgende wat ik weet dat mijn moeder in de slaapkamer is. Ze verteld, op de rand van het bed, dat onze pappa nooit meer terug komt. Hij is in het academisch ziekenhuis in Groningen overleden aan de gevolgen van een ongeluk.
Het zal dus een zaterdag als iedere zaterdag geweest zijn. Opruimen, schoenen poetsen, soep koken, poffert als lunch en aan het eind van de middag, sinds kort, onder de douche. De sleur van de gewone dag die niet doorbroken wordt doordat er volgens de kalender een nieuw jaar begint. Een jaar waar in ik niet meer naar de lagers school maar naar de MAVO zal gaan. Ik ga in de eerste dagen van 1972 een paar keer naar vrienden van mijn ouders. Maar overal is de confrontatie. Bij de een kom iemand binnen die begint over een verschrikkelijk ongeluk waarbij een kerel in Slochteren is dood gereden. Ik loop de kamer uit. Als ik terug kom biedt hij zijn verontschuldigingen aan maar ik wuif het snikkend weg: dat kon je toch niet weten. Bij de ander is het gesprek dat zij bijna slachtoffer waren geworden. Op die avond werd M. bijna aangereden door een woest rijdende auto. Het blijkt om de auto te gaan waarbij mijn vader later als een vlieg tegen de voorruit smakt als ze hem hebben geschept. Als we borden voor het middageten neer zetten staat er ook een aan het hoofd van de tafel tegen over mijn moeder. Dat zal nog meerdere keren gebeuren. De eerste keer laten we het lege bord staan. In de kerk wordt extra voor ons gebeden.
Ik ga gewoon sporten. Heb afleiding nodig. We doen thuis ook de gordijnen niet dicht zoals gebruikelijk is in de rouwperiode. Het idee sluit ons al genoeg op. Iedere avond komt er familie om dingen te regelen. Mijn vader wordt thuis opgebaard. Mijn moeder laat ons zien hoe de slaapkamer nu een rouwkamer is. Papa draagt zijn trouwpak maar we mogen niet kijken. Hij is te zwaar verminkt. Ik ga dus gewoon naar gymnastiek en atletiek. Voor de training vertel ik de Hans de trainer wat er is gebeurd. Ik moet heel erg huilen. Hij weet niet goed wat te doen maar vertelt dat zijn eigen vader ook overleden is. Dat schept een band. Net als het feit dat zijn vader ook bij de NS werkte.
De mannen van de NS huilen en ook het bestuur van IJsclub Slochterbos als ze op condoleance langs komen. Op donderdag als de begrafenis is zit de hele kerk meer dan vol: extra stoelen zijn neergezet, in het gangpad staan mensen, maar niet iedereen kan binnen. Van deze dag weet ik verder niet zo veel. Het is koud en triest. Ik zie de vele bloemen, kransen en boeketten. Een de kist. Verder niets en niemand.
Later hoor ik dat een aantal jongens lopend mijn vader op de fiets tegenkwamen en zagen hoe hij werd geschept door een auto. Die auto reed hard en reed ongecontroleerd. Als ze de voor hen onbekende fietser hebben geschept, die op de motorkap knalt en dan tegen de vooruit, remmen ze pas later. Veel te laat en wel zo hard dat mijn vader over het asfalt stuitert. Hij is zo toegetakeld dat onze huisarts hem later niet herkend. Alles is op nog geen vijf honderd meter van ons huis. Bijna recht voor het huis van mijn oom en tante. Ik hoor dit allemaal veel later. Onder andere van een van de jongens die hier ook jaren later nog nachtmerries van heeft. Sommige details pas jaren later. Heb ook niets van de rechtsgang gevolgd.
Het feit is dat ik zonder papa verder moet, mijn moeder zonder echtgenoot. Wij, mijn broertje en zusje spreken dit nooit naar elkaar toe uit. Wij missen hem. Iedere keer weer. Oud en Nieuw. Een nieuw jaar met een oude situatie: Jan Lenting is dood. Dood gereden door een stel dronken jongelui. Iedere keer staan we op het kruispunt van de tijd. Een kruispunt waar op een ongeluk gebeurde. Het heeft effect op de rest van ons leven. Dat effect is niet meetbaar. Wel voelbaar. Want hoeveel keren is er geen ouderdag, een moment waarop je toestemming van ouders nodig hebt, of gewoon een formulier in moet vullen met de namen van je ouders. “Bist doe d’r ain van Jan Lent’? Och heden dat was ja slim, op Oljaorsaovend ook nog.” De eerste tijd is nog hulp van alle kanten. De mannen van de ijsclub spitten de tuin, de kerkvoogden komen regelmatig, er zijn vrienden die helpen bij voorkomende problemen.
Zo langzamerhand neemt het gewone leven de overhand. Pas nu gaan van de meerderheid de ouders dood van klas en leeftijdgenoten die gewoon een natuurlijke dood sterven. Veertig jaar later. Wat hadden we in de tijd allemaal mee gemaakt kunnen hebben. Zou mijn moeder dan ook kanker hebben gekregen? Er zijn onderzoeken die uitwijzen dat een traumatische ervaring kanker bespoedigd. Het gedoe rond de voogdij en de scheve verhoudingen binnen onze kleine familie. Zou dat anders zijn gegaan?
Laatst keek ik in de spiegel. Ik zag een rood verbrande kop en bruine onderarmen op een wit lijf. Beetje een arbeider, dacht ik. Zo herinner ik mijn vader ook. Als hij uit zijn werk, eerst nog in de tuin wat deed en dan in zijn hemd nog met ons even een vogelnestje in de ringen deed, om zich daarna te wassen. Net als mijn opa ook, beetje een buikje en dunnend grijs haar. Mijn vader werd 44 mijn opa 85. Komend jaar hoop ik de 52 aan te tikken. Tik ‘m an ouwe!. De tijd tikt ongenadig door. De klok telt af. Oudjaar. Ieder jaar weer.
Veertig jaar lang een wisseling van oud naar nieuw. Veertig jaar een nieuw begin met oud nieuws.
Het jaar 1971 begon met koude en flinke sneeuwbuien. De traditionele jaarwisselingsperikelen werden daardoor beperkt. Op dertig maart van dat jaar werd mijn vader 44 en een paar dagen later was het mijn elfde verjaardag. Halverwege het jaar moest ik huilen. Ik weet nog goed dat ik het op het nieuws van half een ’s middags hoorde. Tonny van Leeuwen was frontaal, bij Meppel, op een vrachtauto geknald en op slag dood, zijn echtgenote overleefde de klap. Op 14 juni werd de doelman van GVAV door de KNVB onderscheiden als minst gepasseerde keeper. Op de terugweg naar huis kwam hij om vijf uur in de ochtend door een ongeval, vermoedelijk door slaap overmand, om het leven. Ik huilde want ik vond het heel erg. Voor wie of wat weet ik niet meer. Het voelde oneerlijk. Bij de potjes voetbal bleef ik nog jaren, zoals altijd op doel, me Tonny voelen.
Op maandag drie januari van 1972 kopt het Nieuwsblad van het Noorden dat het Nieuwjaar al een triest record op zak heeft: een weekend met 32 doden. De jaarwisseling zelf is, zowel in De Stad als in de provincie, rustig verlopen meldt onze krant. Mijn nieuws staat er niet tussen op de voorpagina, en ook niet op de binnenpagina, wat op zich vreemd is. Het was immers een gevolg van het oude jaar, de avond van 31 december 1971.
Daardoor wel op de achterkant van het eerste katern in een 1 kolom met zwarte rand:
Op zijn tijd en wijze behaagde het de Heer geheel onverwachts van onze zijde weg te nemen mijn innig geliefde man en onze lieve pappa: Jan Johannes Lenting, op de leeftijd van 44 jaar.
Familieberichten, dus, over-lijden vooral. Advertenties die je normaal overslaat en pas leest als over de veertig bent.
Ik lees in het archief van HNVH . Het ongeluk in Slochteren heeft de voorpagina dus niet gehaald. Ongeluk. Het woord klinkt hard. Wat weet ik nog van die avond?
Oudejaars avond de kinderen Lenting zijn 11, 9 en 7 jaar oud. Te jong om een hele avond op te blijven oordelen de ouders. We gaan naar bed en slapen in het grote ouderlijke bed. Tegen half twaalf mogen we er dan uit. Moeder gaat naar de kerk en vader luistert naar een kerkdienst op de radio als wij slapen. Ik wordt wakker van een politiesirene. Het blijft verder stil. Ik dommel wat terwijl de anderen slapen. Ik zie een blauw licht door de slaapkamer draaien: tussen het gordijn door, over het behang, de deur en de kast. Als ik weer wakker wordt hoor ik gerommel in de keuken. Ik ga kijken. Er zijn buren in huis die verschrikt opkijken als ik in pyjama de kamer binnen kom. Mijn ouders zijn even weg is de boodschap als ik met zachte drang terug gestuurd wordt naar de slaapkamer. Ik vraag me af wat doen mevrouw Schrik, meneer en mevrouw Schipper (de directe buren), mevrouw Vrieling en nog ook iemand anders bij ons in huis? Ik voel me ongerust maar val weer in slaap. Het volgende wat ik weet dat mijn moeder in de slaapkamer is. Ze verteld, op de rand van het bed, dat onze pappa nooit meer terug komt. Hij is in het academisch ziekenhuis in Groningen overleden aan de gevolgen van een ongeluk.
Het zal dus een zaterdag als iedere zaterdag geweest zijn. Opruimen, schoenen poetsen, soep koken, poffert als lunch en aan het eind van de middag, sinds kort, onder de douche. De sleur van de gewone dag die niet doorbroken wordt doordat er volgens de kalender een nieuw jaar begint. Een jaar waar in ik niet meer naar de lagers school maar naar de MAVO zal gaan. Ik ga in de eerste dagen van 1972 een paar keer naar vrienden van mijn ouders. Maar overal is de confrontatie. Bij de een kom iemand binnen die begint over een verschrikkelijk ongeluk waarbij een kerel in Slochteren is dood gereden. Ik loop de kamer uit. Als ik terug kom biedt hij zijn verontschuldigingen aan maar ik wuif het snikkend weg: dat kon je toch niet weten. Bij de ander is het gesprek dat zij bijna slachtoffer waren geworden. Op die avond werd M. bijna aangereden door een woest rijdende auto. Het blijkt om de auto te gaan waarbij mijn vader later als een vlieg tegen de voorruit smakt als ze hem hebben geschept. Als we borden voor het middageten neer zetten staat er ook een aan het hoofd van de tafel tegen over mijn moeder. Dat zal nog meerdere keren gebeuren. De eerste keer laten we het lege bord staan. In de kerk wordt extra voor ons gebeden.
Ik ga gewoon sporten. Heb afleiding nodig. We doen thuis ook de gordijnen niet dicht zoals gebruikelijk is in de rouwperiode. Het idee sluit ons al genoeg op. Iedere avond komt er familie om dingen te regelen. Mijn vader wordt thuis opgebaard. Mijn moeder laat ons zien hoe de slaapkamer nu een rouwkamer is. Papa draagt zijn trouwpak maar we mogen niet kijken. Hij is te zwaar verminkt. Ik ga dus gewoon naar gymnastiek en atletiek. Voor de training vertel ik de Hans de trainer wat er is gebeurd. Ik moet heel erg huilen. Hij weet niet goed wat te doen maar vertelt dat zijn eigen vader ook overleden is. Dat schept een band. Net als het feit dat zijn vader ook bij de NS werkte.
De mannen van de NS huilen en ook het bestuur van IJsclub Slochterbos als ze op condoleance langs komen. Op donderdag als de begrafenis is zit de hele kerk meer dan vol: extra stoelen zijn neergezet, in het gangpad staan mensen, maar niet iedereen kan binnen. Van deze dag weet ik verder niet zo veel. Het is koud en triest. Ik zie de vele bloemen, kransen en boeketten. Een de kist. Verder niets en niemand.
Later hoor ik dat een aantal jongens lopend mijn vader op de fiets tegenkwamen en zagen hoe hij werd geschept door een auto. Die auto reed hard en reed ongecontroleerd. Als ze de voor hen onbekende fietser hebben geschept, die op de motorkap knalt en dan tegen de vooruit, remmen ze pas later. Veel te laat en wel zo hard dat mijn vader over het asfalt stuitert. Hij is zo toegetakeld dat onze huisarts hem later niet herkend. Alles is op nog geen vijf honderd meter van ons huis. Bijna recht voor het huis van mijn oom en tante. Ik hoor dit allemaal veel later. Onder andere van een van de jongens die hier ook jaren later nog nachtmerries van heeft. Sommige details pas jaren later. Heb ook niets van de rechtsgang gevolgd.
Het feit is dat ik zonder papa verder moet, mijn moeder zonder echtgenoot. Wij, mijn broertje en zusje spreken dit nooit naar elkaar toe uit. Wij missen hem. Iedere keer weer. Oud en Nieuw. Een nieuw jaar met een oude situatie: Jan Lenting is dood. Dood gereden door een stel dronken jongelui. Iedere keer staan we op het kruispunt van de tijd. Een kruispunt waar op een ongeluk gebeurde. Het heeft effect op de rest van ons leven. Dat effect is niet meetbaar. Wel voelbaar. Want hoeveel keren is er geen ouderdag, een moment waarop je toestemming van ouders nodig hebt, of gewoon een formulier in moet vullen met de namen van je ouders. “Bist doe d’r ain van Jan Lent’? Och heden dat was ja slim, op Oljaorsaovend ook nog.” De eerste tijd is nog hulp van alle kanten. De mannen van de ijsclub spitten de tuin, de kerkvoogden komen regelmatig, er zijn vrienden die helpen bij voorkomende problemen.
Zo langzamerhand neemt het gewone leven de overhand. Pas nu gaan van de meerderheid de ouders dood van klas en leeftijdgenoten die gewoon een natuurlijke dood sterven. Veertig jaar later. Wat hadden we in de tijd allemaal mee gemaakt kunnen hebben. Zou mijn moeder dan ook kanker hebben gekregen? Er zijn onderzoeken die uitwijzen dat een traumatische ervaring kanker bespoedigd. Het gedoe rond de voogdij en de scheve verhoudingen binnen onze kleine familie. Zou dat anders zijn gegaan?
Laatst keek ik in de spiegel. Ik zag een rood verbrande kop en bruine onderarmen op een wit lijf. Beetje een arbeider, dacht ik. Zo herinner ik mijn vader ook. Als hij uit zijn werk, eerst nog in de tuin wat deed en dan in zijn hemd nog met ons even een vogelnestje in de ringen deed, om zich daarna te wassen. Net als mijn opa ook, beetje een buikje en dunnend grijs haar. Mijn vader werd 44 mijn opa 85. Komend jaar hoop ik de 52 aan te tikken. Tik ‘m an ouwe!. De tijd tikt ongenadig door. De klok telt af. Oudjaar. Ieder jaar weer.
Veertig jaar lang een wisseling van oud naar nieuw. Veertig jaar een nieuw begin met oud nieuws.
Comments