winters
Hoezo winter?
Paar lichte nachtvorstjes en overdag dik in de plus. Nauwelijks sneeuw gezien ook. Nu ben ik opgegroeid in een tijd dat er nog behoorlijke winters waren en ben wel een en ander gewend.
Ik denk dan ook direct aan de sneeuwstormen van 1966 en 1979.
Er werd in die tijd geen weercode afgegeven. Dus ging ik te voet naar de lagere school. Samen met buurjongen Arjen van der Veen. Na enkele koude nachten tot 22 graden vorst in Groningen, viel uiteindelijk op 19 februari 1966 de dooi in, terwijl er in Maart nog weer sneeuw viel. De sneeuwresten lagen er in weken later nog. Zeker in de sloten die in de schaduw lagen bleef het lang liggen. Volgens mij ging iedereen ‘gewoon’ naar school.
De winter van 1965/1966 was dus een spectaculaire winter met een grote afwisseling tussen zeer zacht weer, koud weer en veel winterse ongemakken. Na deze winter volgde 13 jaar later een winter die nog spectaculairder was.
Één van de hevigste sneeuwstormen van de vorige eeuw, was de sneeuwstorm van 14 februari 1979,die voornamelijk de noordelijke helft van Nederland trof. Het noodweer begon op 14 februari en het noorden van Nederland had ongeveer 90 uur lang zware driftsneeuw. De wind bereikte in vlagen snelheden van 100 kilometer per uur en de sneeuwduinen hoogtes van 3 tot 6 meter.
Op dinsdag 13 februari werden we naar huis gestuurd. De wegen dreigden onbegaanbaar te worden door ijzel. Ik ging op de fiets vanaf de HAVO aan het Reitdiep via de Frieschestraatweg naar Aduard over een glijbaan. Het stuk langs de Lint was spekglad en ik ging dan ook onderuit in de bocht. De volgende ochtend waren we aan de Clantstraat compleet ingesneeuwd. Samen met de buren Theo en Grietje gingen we (Hans en Janneke en ik) op donderdagmiddag door de sneeuwhopen richting Klap
Dagenlang was het noorden afgesneden van de rest van het land. Het leger werd ingezet om ingesneeuwde Groningers te bevrijden en wegen en treinsporen weer begaanbaar te maken. Radio Noord was voor het eerst in de geschiedenis de hele dag in de lucht. We hadden een dikke week geen school.
Maar in die, pak ‘em beet, vijftien jaar heb ik wel geregeld op de schaats gestaan. Zo werd in dat tijdvak 10 keer de Oldamtrit verreden bijvoorbeeld. De onbetwiste kampioen van de Oldambtrit in die tijd was Jan Roelof Kruithof de beroemdste architect uit Havelte, die deze wedstrijd in 1969, 1976, 1977 en 1980 op zijn naam wist te schrijven.
Of aan de drie winters midden jaren 80; 1985, 1986 en 1987. Toen ook de Noorderrondritten werd verreden en natuurlijk ook twee Elfstedentochten.
Als de ijsbaan in Slochteren open ging dan hing de vlag in top: groen/rood. Als het goed was hing de tweekleur stil, want als hij wapperde kwam de wind meestal van de verkeerde kant dus het mooiste was als de vlag stijf (bevroren) langs de mast hing. Als al het materiaal uit de keet was geruimd: de bezems, de schuivers en de scheppen gecontroleerd (stelen en verbinding) en ook de motorschuiver nagekeken. Dan werden houtkachels en klaptafels en klapstoelen opgesteld. De grote houtkachel met daarom heen een ijzeren afschermring rook heerlijk oud en bij de toonbank rook het zoet naar chocolademelk en kwast.
De bankjes om je schaatsen onder te binden stonden langs de kant van de baan bij de keet.. Je kaartje moest je kopen bij het hokje naast de pomp, voor het winterseizoen (meestal een roze of mintgroen kartonnen kaart). Rondjes rijden, de meiden imponeren met snel stoppen en hardrijden (natuurlijk bij de wedstrijden) zwieren op de muziek en kwast drinken in de keet. Heerlijk in de beschutting van het kleine bos. Door de ligging was de ijsbaan nooit als eerste open (dat was Froombosch of Lageland) maar doordat het in de luwte lag en door de goede ijsverzorging was er wel vaak zeer mooi en goed ijs.
Tot de ijsbaan openging schaatsten we op de grachten rond de borg. Er was een klein rondje rondom de tuin en je kon door langs de kassen, onder de brug door tot aan de dam achter boer van der Veen. De lange stukken langs heb bos waren een paar honderd meter heen en terug. Maar daar was veel vaker kwel wat grote gele bobbels gaf aan de zijkanten. Schaatsen tot de lataarnpalen aangingen was het credo maar vaak klonk het fluitje van mijn vader dat het etenstijd was. Want altijd was er nog een rondje om af te maken. Ik kon er geen genoeg van krijgen.
De generaties na mij hebben dat niet meegemaakt dus voor de jeugd van tegenwoordig is een nachtvorst al echt winter. Zeker als er dan ook nog een code geel of oranje opgeplakt moet worden. Zodoende leert schooljeugd niet meer schaatsen op natuurijs?
‘Zo zunt mien jong’. Scheuvellopen is ja ’t schierste wat er is bie wintertied.
Comments