17 mei schildersdromen
Mei (17) mijn zus Roelfien verjaard in een vreemde mei periode.
Hartaanval (4) Andre ligt terminaal- open hart operatie (10) overlijden mijn broertje Ander (13) geboortedag van opa Lenting (16)
Voor het eerst weer op de computer. Had geen ruimte in mijn hoofd.
Dit betekent dat ik heel veel bezig ben geweest met mijn eigen lijf en gedachten..
Dokter Hamad komt langs (had ik el eens beschreven dat zijn houding mij doet denken aan de jonge Ruud Wierlart?), en legt rustig uit dat er geen reden voor paniek is. Vocht ophoping komen meer voor bij longen en rond het hart. Betekent wel dat de antibiotica doorgezet moet worden.
De beperkte ruimte in je hoofd. Gisteravond een sederend middel gevraagd en gekregen. Het slapen is een crime. Niet in je eigen bed, niet in je favoriete houding, niet op zelf gekozen tijdstippen. Wat dan wel:
Een verstelbaar bed met goede kussens. De rest moet je zelf doen. Ik voel nog steeds op de meest vreemde plekken spierpijn. Over mijn hele lijf zitten gevoelige delen door injecties, prikken en bloeduitstortingen. Maar ook in min of meer dezelfde houding liggen is lastig. En geeft drukplekken. Het werkschema van de zuster is op mijn verzoek anders ingevuld. Om elf uur doen ze de laatste check en geven medicatie en dan tussen 5 en 6 in de ochtend de geplande onderzoeken.
Dromen schilder.
Zoals de maan trekt aan het getij. Zoals het getij sleurt met de waterstroming. Zoals de wind de wolken all kanten opjaagt. Dat gevoel.
Ik sluimer. Net als ik slaag val doemt het beeld op van een eenzame wilg. Aan de boorden van een meer. De schildersezel staat aan de lage wal.
Ik zet de contouren op in fel rood. De kleuren van de ploeg zoals Johan Dijkstra van de Ploeg gebruikte. Ik wil op zoek naar een voorbeeld schilderij. Plotseling krijg ik het benauwd moet hoesten en proesten en schrik wakker.
..
De donkere ogen lijken af en toe gesluierd. Het blauwe mondkapje zit scheef. Als ze binnenkomt stoot ze hard tegen het bed. Het bed dat na drie keer steken nog niet recht staat. Met haar neus boven mijn onderarm speurt ze naar een kloppende ader. Als ze eindelijk prikt weet ik zeker dat ik een bloeduitstorting van een week heb.
Op het lege vel schets ik met houtskool de donkere vlakken en laat het licht over. Met een scherpe pen zet ik wat details aan. Zoals Rembrandt het deed met studies voor zijn etsen. Ik zet de boomschors aan. Plotseling krijg ik het benauwd moet hoesten en proesten en schrik wakker.
…
Ze staart stoïcijns door het raam. Haar donkere kijkers verraden niks. Het mondkapje zit met een een extra draai om haar oren. Er blinkt goud in de oorlel. Zakelijk pakt ze mijn arm en heeft de pleister als verwijderd. Sorry for pain sir. De hechting op mijn scheenbeen zit onder een pleister maar zij trekt in een keer de kous over het pleister de richting in. Ik gil. Sorry for pain sir..
De kleuren zijn allemaal afkomstig van blauw. Vette diepe kleuren tot waterig. De takken zwiepen en bladeren verkleuren van groenachtig naar blauw. Hoe zat zat het ook al weer met de blauwe periode van Picasso? Plotseling krijg ik het benauwd moet hoesten en proesten en schrik wakker.
…
De kraaltje schieten boven het mondkapje heen en weer. De donkerrode stip op het voorhoofd lijkt afentoe de zinken. Ze houdt de monitoren in de gaten en bij het minst of geringste staat ze aan mijn bed. Controleert dan direct ook even infuus. Ze is zorgzaam. Houdt mijn hand vast.
Dikke kwasten met zwart hebben de opzet al ingevuld. Nu met een penseel wat nuances aanbrengen. Plotseling krijg ik het benauwd moet hoesten en proesten en schrik wakker.
…
Grote zwarte ogen kijken me aan. De bril schuift op haar neusje naar beneden. In de oren ronde op muntjes lijkende oorbellen. Haar handelingen zijn in slow motion. Het plaatsen van de elektroden kost haar drie keer zo veel tijd. Een tapkraantje doorspuiten lijkt een wel een kwartier te duren. Ze legt het laken iedere keer ‘recht’ op een manier dat ze het de volgende keer weer corrigeert zonder dat ik het verschil zie.
Ik herken de verpleegsters uit Kerala aan hun ogen, de oorbellen en zie de handelingen alsof ik ze zelf zou moeten doen: routinematig, niet altijd efficient, klungelig. Ik herken me zelf. Een jongetje van het platteland in de grote stad. Ze zijn muslim, hindu of christen. Sommigen zijn er nog maar kort, twee jaar anderen al meer dan tien jaar. Ze werken allemaal voor hun familie.
Waar het beeld van de knotwilg aan het meer vandaan komt? Geen idee. Ik moet druk zijn met de schildergedachte want het blijft terug komen. Een aantal nachten achter elkaar en iedere keer als ik een voorbeeld op wil zoeken, krijg ik het benauwd.
Comments